Indexatiebeleid

Gecontroleerd op:

De waarde van uw pensioen behouden

Wij streven ernaar uw pensioen jaarlijks te verhogen

Philips Pensioenfonds wil een pensioen bieden dat op de lange termijn zijn koopkracht behoudt. Zodat u er straks nog evenveel van kunt kopen als nu. Dat is onze ambitie. Om die ambitie te realiseren, is het van groot belang dat uw pensioen kan worden aangepast aan prijsstijgingen (voor pensioenontvangers en premievrije polishouders) en loonstijgingen (voor pensioenopbouwers). Dit noemen we ‘indexatie’.

Overzicht indexaties

Bijlage Grootte
57.42 kB
25 maart 2024
57.32 kB

Uw pensioen gaat per 1 april 2024 omhoog

Het Algemeen Bestuur heeft de pensioenverhoging per 1 april 2024 vastgesteld na afweging tussen het geven van zoveel mogelijk indexatie en het beschermen van de financiële buffer. Uit de afweging van het Bestuur volgt dat de pensioenen van pensioenontvangers en premievrije polishouders per 1 april 2024 omhooggaan met 2,4%. Hiermee wordt de volledige prijsinflatie over het afgelopen jaar gecompenseerd. De opgebouwde pensioenen van de huidige pensioenopbouwers gaan omhoog met 4,0%, wat in lijn is met de looninflatie. Deze volledige indexatie is mogelijk door gebruik te maken van de ruimere indexatieregels van het transitie-FTK. Lees hierover meer in het overbruggingsplan.

Overbruggingsplan 2024

In het overbruggingsplan leest u waarom de toepassing van ruimere indexatieregels 'evenwichtig' is en ziet u wat het effect van de ruimere regels is voor verschillende deelnemersgroepen.

Ga naar overbruggingsplan
  • Pensioenontvangers en premievrije polishouders
     De verhoging van de ingegane en premievrije pensioenen per 1 april 2024 is 2,4%.
     
  • Huidige pensioenopbouwers
    De verhoging van de opgebouwde pensioenen per 1 april 2024 is 4,0%.

 

Tip! Kijk in MijnPPF voor onze brief met meer uitleg over het indexatiebesluit 2024.

Ga naar nieuwsbericht & vragen en antwoorden

Bestuur stelt jaarlijks vast hoeveel indexatie verantwoord is

Uw pensioen gaat er anders uitzien als in 2026 een nieuwe pensioenregeling gaat gelden voor alle deelnemers van Philips Pensioenfonds die aansluit bij het nieuwe pensioenstelsel. Het Bestuur wil dat elke deelnemer in dit nieuwe pensioenstelsel een goede start kan maken en dat tot aan het moment van overgang naar dat nieuwe stelsel de verschillen tussen deelnemersgroepen beperkt, uitlegbaar en fair zijn. Deze uitgangspunten zijn ook van belang voor het besluit dat het Bestuur jaarlijks neemt over de verhoging van de pensioenen. Lees hierover meer in ons magazine Generaties of in dit nieuwsbericht.

Indexatietoekenning

Hoeveel pensioenverhoging het Bestuur in enig jaar kan geven, is afhankelijk van meerdere factoren. Lees meer en zie o.a. een overzicht van nieuwsberichten met de besluiten in de afgelopen jaren.

Hoe het Bestuur het indexatiebesluit neemt

Indexatiebeleid in het kort

Wilt u weten wanneer uw pensioen kan worden verhoogd? Lees dan deze informatie

Indexatieambitie

Wij proberen uw pensioen elk jaar te verhogen met de looninflatie (voor pensioenopbouwers) of met de prijsinflatie (voor pensioenontvangers en premievrije polishouders). Dit is onze ambitie die is vastgelegd in ons indexatiebeleid. Indexatie is geen vanzelfsprekendheid. Het Bestuur stelt jaarlijks vast of indexatie mogelijk is en zo ja, in welke mate. In hoeverre we onze ambitie kunnen waarmaken, hangt af van wat wettelijk mogelijk is op basis van onze financiële gezondheid. Daarnaast geldt dat we in 2026 met een goede financiële gezondheid willen overgaan naar het nieuwe pensioenstelsel. De indexatie moet ook met het oog daarop verantwoord zijn.

Meer over Indexatieambitie

Indexatietoekenning

Elk jaar buigt het Bestuur zich over de vraag in hoeverre de pensioenen verhoogd kunnen worden met de looninflatie (als u pensioenopbouwer bent) of met de prijsinflatie (als u pensioenontvangers of houder van een premievrije polis bent). Tot de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel beoordeelt het Bestuur jaarlijks welke pensioenverhoging (indexatie) verantwoord is. 

Meer over Indexatietoekenning

Indexatie pensioenopbouwers

Voor medewerkers van Philips, Signify en Versuni die op dit moment pensioen opbouwen, streeft het Pensioenfonds naar jaarlijkse verhoging van de opgebouwde pensioenen. Dat is belangrijk, zodat uw pensioen zijn waarde behoudt voor het moment dat u het gaat ontvangen.

Meer over Indexatie pensioenopbouwers

Indexatie pensioenontvangers

Voor diegenen die op dit moment een pensioeninkomen van Philips Pensioenfonds ontvangen, streeft het Pensioenfonds naar jaarlijkse verhoging van de pensioenen. Dit geldt ook voor degenen met premievrij pensioen (oud-medewerkers, die nog pensioen hebben bij het Fonds dat later tot uitkering komt).

Meer over Indexatie pensioenontvangers

Vragen Overbruggingsplan

In het overbruggingsplan leest u waarom de toepassing van ruimere indexatieregels 'evenwichtig' is en ziet u wat het effect van de ruimere regels is voor verschillende deelnemersgroepen.

Pensioenfondsen kunnen gebruikmaken van ruimere indexatieregels van het zogenoemde transitie-FTK sinds de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen per 1 juli 2023. Daarvoor moet een pensioenfonds onderbouwen waarom het toepassen van het transitie-FTK in het belang is van de deelnemers en wat dit betekent. Dit doet het pensioenfonds onder andere door te berekenen wat het gebruik van deze ruimere indexatieregels betekent voor de deelnemers en welke gevolgen dit heeft voor de financiële positie van het pensioenfonds. Ook moet het pensioenfonds onderbouwen waarom dit allemaal ‘evenwichtig’ is. Dit wordt vastgelegd in het ‘overbruggingsplan’. Het overbruggingsplan wordt beoordeeld door De Nederlandsche Bank.

Het overbruggingsplan van Philips Pensioenfonds geldt vanaf 1 januari 2024. Philips Pensioenfonds heeft het overbruggingsplan in januari 2024 ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB) en in februari goedkeuring ontvangen voor het plan, waardoor de ruimere indexatieregels toegepast kunnen worden voor het besluit over de indexatie per 1 april 2024.

In het overbruggingsplan is uiteengezet waarom het Fonds de mogelijkheid wil hebben om de ruimere indexatieregels te gebruiken, waarom dit verantwoord is gelet op de financiële gezondheid van het Fonds én welke invloed dit heeft op deelnemers in verschillende leeftijdscategorieën en verschillende groepen (pensioenopbouwers, pensioenontvangers en premievrije polishouders).

Het overbruggingsplan van Philips Pensioenfonds toont aan dat de financiële gezondheid op het moment van overgang naar de nieuwe pensioenregeling voldoende blijft, ondanks het gebruik van de ruimere indexatieregels Daarnaast wordt met het overbruggingsplan bevestigd dat het gebruik van de ruimere indexatieregels niet leidt tot grote verschillen tussen deelnemersgroepen en/of grote verschillen tussen jong en oud. Het overbruggingsplan sluit daarmee aan op de analyses die we reeds in 2021 hebben uitgevoerd en die hebben geleid tot het besluit om het transitie-FTK toe te passen zodra dat wettelijk is toegestaan.

Het overbruggingsplan blijft van kracht tot het moment dat de nieuwe pensioenregeling ingaat in 2026. Philips Pensioenfonds moet het overbruggingsplan wel jaarlijks actualiseren. Als er aanleiding voor is, kan het Fonds het beleid bijstellen.  

De regels om de pensioenen te mogen verhogen, zijn ruimer. Pensioenfondsen mogen de pensioenen door deze verruiming verhogen vanaf een dekkingsgraad van 105% of hoger. Dat betekent dat de financiële reserve niet lager mag worden dan 5% als gevolg van indexeren. Het vermogen daarboven mag gebruikt worden voor pensioenverhogingen, zolang het Pensioenfonds kan aantonen dat het genoeg middelen overhoudt om evenwichtig over te gaan naar de nieuwe pensioenregeling. Belangrijk hierbij is dat het Bestuur van Philips Pensioenfonds, los van de wettelijke bepalingen, jaarlijks beoordeelt hoeveel indexatie verantwoord is. Daarbij wordt jaarlijks een afweging gemaakt tussen het geven van zoveel mogelijk indexatie, en het beschermen van de buffer. Het Bestuur houdt hierbij rekening met een minimaal gewenste invaardekkingsgraad van 114%.

Bij elk besluit kijken we naar de gevolgen voor alle deelnemers. Door tussentijds de pensioenen te verhogen (indexeren) krijgen pensioenontvangers direct een hoger pensioen. Ook de pensioenen van deelnemers die nog niet met pensioen zijn, gaan omhoog, maar met name deelnemers van 55 jaar en ouder profiteren van de ruimere indexatieregels.

Maar het verhogen van de pensioenen kost geld. Daarvoor wordt een deel van de financiële buffer van Philips Pensioenfonds gebruikt.  Het bestuur wil dat elke deelnemer in 2026 een goede start kan maken in de nieuwe pensioenregeling. Daarom kijken we ook naar de effecten van ons besluit tot en met dat moment. Door nu de pensioenen te verhogen, is er minder geld te verdelen op het moment waarop we overgaan naar het nieuwe stelsel. Dat pakt per saldo iets minder gunstig uit voor (jonge) deelnemers die pensioen opbouwen. Zij krijgen immers indexatie over een kleiner opgebouwd pensioen dan oudere deelnemers. Voor hen zou nu iets minder indexatie en daardoor iets meer geld in hun persoonlijke pensioenpotje op het moment van overgang net iets beter uitpakken. Anderzijds neemt de kans dat de pensioenen verlaagd moeten worden ook toe door toepassing van het transitie-FTK. Dit merken de pensioenontvangers direct in hun portemonnee. De kans op verlagingen is bij Philips Pensioenfonds overigens bij ook toepassing van het transitie-FTK erg klein. Dit komt doordat het Fonds er op dit moment goed voor staat, doordat wij een relatief voorzichtig beleggingsbeleid hanteren in aanloop naar de nieuwe regeling en doordat wij bij het jaarlijkse indexatiebesluit vaststellen wat (maximaal) verantwoord is als het gaat om indexatie.

Als op het moment van overgang blijkt dat er noemenswaardige verschillen zijn tussen deelnemers, dan houden we daar rekening mee bij het omzetten van de opgebouwde pensioenen naar de nieuwe regeling.
 

Door gebruik te maken van de nieuwe tijdelijke regels van de overheid (transitie-FTK) mag Philips Pensioenfonds tot de ingang van de nieuwe pensioenregeling ruimer indexeren. Dat is met name gunstig voor oudere pensioenopbouwers en voor pensioenontvangers. Tegelijkertijd betekent nu meer indexeren dat het Fonds minder financiële middelen overhoudt om later pensioen te kunnen verhogen. Daarnaast zijn met de ruimere regels voor verhogen de regels voor verlagen juist iets strenger geworden als het financieel tegenzit. Omdat jongeren vooral met de lange termijn te maken hebben, is meer indexeren nu - op de lange termijn bezien - voor hen ongunstiger. Overigens is de financiële positie van Philips Pensioenfonds op dit moment goed te noemen. De kans dat Philips Pensioenfonds de pensioenen moet verlagen is daarom ook bij toepassing van de ruimere indexatieregels klein.

Hoe de effecten van meer verhogen en strenger beleid voor verlagen per saldo uitpakken, is onzeker. Philips Pensioenfonds heeft de mogelijke generatie-effecten in kaart gebracht volgens de wettelijk voorgeschreven methode. Daaruit blijkt dat de verschillen tussen het hanteren van de bestaande indexatieregels en de ruimere indexatieregels, uitgedrukt in netto profijt, voor alle deelnemersbeperkt zijn (tussen 1,1% positief en 0,4% negatief). Dit komt omdat de ruimere indexatieregels alleen effect hebben in de komende drie jaren (tot overgang naar de nieuwe pensioenregeling), wat een beperkte periode is. Bovendien zijn de effecten beperkt vanwege de jaarlijkse afweging van het Bestuur welke indexatie (maximaal) verantwoord is, gelet op de doelstelling om de financiële buffer te beschermen (naast de doelstelling om een zo hoog mogelijke indexatie toe te kennen). Het Bestuur heeft daarom geoordeeld dat het gebruik van de ruimere indexatieregels evenwichtig is, ook omdat bij het jaarlijkse indexatiebesluit de verschillen tussen deelnemersgroepen worden meegewogen. Overigens hebben ook het Verantwoordingsorgaan en De Nederlandsche Bank een positief oordeel gegeven over deze conclusie in het overbruggingsplan.

Om de invloed van het gebruik van de ruimere indexatieregels vast te stellen, is voor verschillende deelnemersgroepen berekend wat de waarde van het pensioen is wanneer gebruik wordt gemaakt van de bestaande, wettelijke indexatieregels en wat de waarde is wanneer gebruik wordt gemaakt van de ruimere indexatieregels in het transitie-FTK tot en met 2026 (het beoogde overgangsmoment naar de nieuwe pensioenregeling). Op die manier wordt zichtbaar wat de invloed is van het gebruik van het transitie-FTK op de pensioenen van deelnemers. 

Uitleg: netto profijt, waardering van een pensioenregeling
De waarde van het pensioen wordt uitgedrukt in de term ‘netto profijt’: dit is een wettelijk voorgeschreven methode om een pensioenregeling te waarderen. In de onderstaande plaatjes is het verschil te zien tussen de waarde van het pensioen van verschillende deelnemersgroepen met en zonder gebruik van de ruimere indexatieregels, uitgedrukt in ‘netto profijt’. Alle voor- en nadelen die genoemd worden per deelnemersgroepen, zijn voor- of nadelen uitgedrukt in netto profijt. Het gaat dus niet om verhogingen of verlagingen van de pensioenen.

Een verkorte versie van het overbruggingsplan vindt u hier. In het overbruggingsplan is uiteengezet waarom het Fonds de mogelijkheid wil hebben om de ruimere indexatieregels te gebruiken, waarom dit verantwoord is gelet op de financiële gezondheid van het Fonds en welke invloed dit heeft op deelnemers in verschillende leeftijdscategorieën.

De ruimere indexatieregels zijn gunstig voor pensioenopbouwers die ouder zijn dan 55 jaar. Zij gaan er maximaal 1,1% op vooruit. Dat komt doordat zij op korte termijn profiteren van meer indexatie. Voor jongere pensioenopbouwers is er een beperkt nadeel van maximaal 0,4%. Dat komt doordat deze groep meer baat heeft bij een hogere financiële buffer en meer indexatie in de toekomst als er meer pensioen is opgebouwd.

Voor een grafiek met de effecten per leeftijdscategorie verwijzen we naar het overbruggingsplan dat op onze website staat.

De ruimere indexatieregels zijn gunstig voor alle pensioenontvangers. Zij merken de extra indexatie direct in hun portemonnee. Zij profiteren van zoveel mogelijk indexatie op de korte termijn. Het voordeel is maximaal 1,1%. 

Voor een grafiek met de effecten per leeftijdscategorie verwijzen we naar het overbruggingsplan dat op onze website staat.

Voor premievrije polishouders ligt het moment waarop de ruimere indexatieregels gunstig zijn iets lager dan bij pensioenopbouwers. Vanaf 45 jaar is een voordeel te zien van maximaal 1,1%. Voor jongere polishouders is er nauwelijks een voor- of nadeel.

Voor een grafiek met de effecten per leeftijdscategorie verwijzen we naar het overbruggingsplan dat op onze website staat.

Vragen Indexatiebesluit

Wilt u nog meer weten?

In de mailnotificatie die is verstuurd aan pensioenopbouwers stond in de eerste alinea helaas een fout. Er staat 'Dit betekent dat we uw pensioen per 1 april 2024 verhogen met de prijsinflatie over het afgelopen jaar' terwijl hier had moeten staan 'Dit betekent dat we uw pensioen per 1 april 2024 verhogen met de looninflatie over het afgelopen jaar.' De indexatiepercentages die vermeld zijn in het bericht, zijn wel correct. Ook vindt u in de brief die u kunt downloaden in MijnPPF de juiste informatie.

Volgens de bestaande wettelijke regels voor indexatie was maximaal een gedeeltelijke verhoging van 59% van de ambitie mogelijk. Dat komt neer op een verhoging van 1,42% voor pensioenontvangers en premievrije polishouders en 2,36% voor pensioenopbouwers. Vanaf 1 januari 2024 maakt Philips Pensioenfonds echter gebruik van de ruimere indexatieregels die beschikbaar zijn door toepassing van het transitie-FTK. Hierdoor kan er eerder en meer indexatie worden gegeven dan volgens de bestaande wettelijke indexatieregels. Op basis hiervan heeft het Bestuur kunnen besluiten om alle pensioenen volledig te verhogen.

Bij de huidige dekkingsgraad van Philips Pensioenfonds is het wettelijk gezien niet toegestaan om inhaalindexatie te geven. De ruimere indexatieregels waar Philips Pensioenfonds gebruik van maakt, hebben hier geen invloed op. Pas als de beleidsdekkingsgraad boven de grens voor toekomstbestendig indexeren ligt, kan inhaalindexatie worden gegeven. Dit mag dan alleen in kleine stapjes. Elk jaar mag het Pensioenfonds een inhaalindexatie geven van eenvijfde deel van het aantal procentpunten dat de beleidsdekkingsgraad boven die wettelijke grens ligt. Deze grens is per 31 december 2023 gelijk aan 138,8%. Een voorbeeld: als de beleidsdekkingsgraad 143,8% is, dan mag in dat jaar een inhaalindexatie van maximaal 1% (= 1/5 x 5%) worden gegeven. Dus als de totale gemiste indexatie 6,5% bedraagt, dan duurt het bij een continue beleidsdekkingsgraad van 143,8% 6,5 jaar voordat de gehele achterstand is ingehaald. Anders gezegd: er is gedurende 6,5 jaar een beleidsdekkingsgraad van 143,8% nodig, om de achterstand van 6,5% volledig te kunnen inhalen. Of inhaalindexatie ook echt mogelijk is, hangt dus af van de beleidsdekkingsgraad van het Fonds en de wettelijk voorgeschreven grens. Deze wettelijke grens varieert in de tijd, met name omdat ook renteontwikkelingen daarop van invloed zijn.

Vanaf 2011 tot heden is geen (volledige) indexatie toegekend. Het Algemeen Bestuur heeft een ambitie om volledige indexatie toe te kennen ter grootte van de prijsinflatie voor pensioenontvangers en ter grootte van de looninflatie voor pensioenopbouwers. Kijkend naar de afgelopen jaren, is tot en met 2024 ten opzichte van die ambitie een totale indexatie gemist van:
- 16,1% voor pensioenontvangers en premievrije polishouders
- 18,7% voor huidige medewerkers van Philips en Signify die pensioen opbouwen in het flex pensioen (cao en senior directors)
- 20,7% voor huidige medewerkers van Philips en Signify die pensioen opbouwen in het flex pensioen (executives)

Onze indexatie-ambitie, zoals afgesproken door sociale partners bij Philips en vastgelegd in ons pensioenreglement, is om de prijsinflatie, over de periode januari-januari, te kunnen compenseren, gebaseerd op de afgeleide consumentenprijsindex. Van januari 2023 tot januari 2024 was die ontwikkeling 2,4% (meer informatie hierover vindt u hier op de website van het CBS).

Het percentage van 3,8% dat op de website van het CBS is gepubliceerd voor het jaar 2023, betreft een soort gemiddelde inflatie over het jaar 2023. Oftewel, het gemiddelde van de indexcijfers over de maanden januari t/m december van het jaar 2023 ten opzichte van het gemiddelde van de indexcijfers over de maanden januari t/m december van het jaar 2022. Dat leidt tot het percentage 3,8%. Bovendien is dit percentage gebaseerd op de zogenoemde niet-afgeleide prijsindex, zoals hiervóór aangegeven hanteren wij de afgeleide index. De ‘gemiddelde’ ontwikkeling van de afgeleide prijsindex in 2023 was 3,0%. 

Toelichting afgeleide consumentenprijsindex
In de afgeleide consumentenprijsindex worden, anders dan in de 'gewone' consumentenprijsindex, de veranderingen in de tarieven van productgebonden belastingen (bijvoorbeeld BTW en accijns op alcohol en tabak), gemeentelijke belastingen en subsidies niet meegenomen. Dit komt neer op prijswijzigingen die het gevolg zijn van overheidsmaatregelen.
 

Philips Pensioenfonds streeft ernaar om uw pensioen jaarlijks te verhogen in verband met prijsstijgingen. Wij gaan daarvoor uit van de ‘afgeleide’ consumentenprijsindex die gepubliceerd wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. In dit cijfer zijn prijsontwikkelingen als gevolg van wijzigingen in productgebonden belastingtarieven niet meegenomen. De meeste pensioenfondsen gaan – net als Philips Pensioenfonds – uit van de afgeleide prijsindex.

In juni 2023 heeft het CBS een nieuwe meetmethode geïntroduceerd voor het meten van de prijsinflatie. Nieuw aan deze methodiek is dat rekening gehouden wordt met energietarieven die huishoudens daadwerkelijk voor gas en elektriciteit betalen op basis van bestaande contractgegevens bij verschillende energieleveranciers. In de oude methodiek werd aangenomen dat alle huishoudens te maken hadden met nieuwe energiecontracten/-prijzen. 

Als gevolg van de invoering van de nieuwe methode ligt de prijsinflatie over de periode januari 2023 – januari 2024 1%-punt hoger dan als de nieuwe methode al in 2021 was ingevoerd. Als wij rekening zouden houden met deze aanpassing, dan zou de indexatieambitie 1,4% zijn geweest in plaats van 2,4%. Tegelijkertijd zou de indexatieambitie over 2022 en 2023 dan juist 1%-punt hoger zijn geweest.  Cumulatief heeft de aanpassing van de meetmethode geen impact op de prijsinflatie, het betreft alleen een verschuiving in de tijd. 

Voor het indexatiebesluit van 1 april 2024 is besloten om uit te gaan van de cijfers van het CBS. Er is dus geen correctie gedaan voor de wijziging in de meetmethode van het CBS. Dat betekent dat de indexatie voor pensioenontvangers en premievrije polishouders 1% hoger is dan als het inflatiecijfer wel bijgesteld zou worden.

Als we spreken over 'verschillen tussen deelnemersgroepen', dan bedoelen we daarmee 'verschillen in de mate waarin we de ambitie voor deze groepen kunnen realiseren'. Voor de pensioenen van onze deelnemers is namelijk een ambitie geformuleerd; dit is een pensioen op basis van volledige pensioenopbouw en volledige indexatie. Deze ambitie geldt voor alle deelnemers. Daarom vinden we het belangrijk dat als er verschillen zijn in de mate waarin we die ambitie kunnen waarmaken, deze verschillen beperkt, fair en uitlegbaar zijn. 

Elke pensioenverhoging moet betaald worden uit de financiële buffer. En die buffer is er voor alle deelnemers samen. Bij de afweging die het Bestuur jaarlijks maakt over de verhoging van pensioenen, wordt daarom gekeken of het besluit 'evenwichtig' is. Als de verschillen tussen deelnemersgroepen ook na het indexatiebesluit beperkt, fair en uitlegbaar zijn, zal doorgaans aan de ‘evenwichtigheidstoets’ zijn voldaan. 

Het is de ambitie van Philips Pensioenfonds om de ingegane en premievrije pensioenen jaarlijks te verhogen met de prijsinflatie, uitgedrukt in de ontwikkeling van de afgeleide consumentenprijsindex. Deze index wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Het is de ambitie van Philips Pensioenfonds om de opgebouwde pensioenen van medewerkers die nog pensioen opbouwen jaarlijks te verhogen met de looninflatie, uitgedrukt in de ontwikkeling van de collectieve schaalaanpassing binnen Philips (ook voor diegenen die werkzaam zijn bij Signify en Versuni).

Als het Algemeen Bestuur besluit om de opgebouwde pensioenen te verhogen, gebeurt dat jaarlijks op een vast moment (op 1 april).

In onze indexatieambitie is vastgelegd dat we ernaar streven de pensioenen van de pensioenontvangers en premievrije polishouders te verhogen met de prijsinflatie, uitgedrukt in de afgeleide consumentenprijsindex. Voor pensioenopbouwers is de ambitie om de opgebouwde pensioenen jaarlijks te verhogen met de looninflatie, uitgedrukt in de ontwikkeling van de collectieve cao-schaalaanpassing binnen Philips (ook voor medewerkers van Signify en Versuni). We voeren daarmee de regeling uit zoals deze aan de cao-tafel is afgesproken tussen de werkgever en de vakorganisaties. Ook de indexatie-ambitie is daar onderdeel van.

Het is wettelijk niet mogelijk om uit te gaan van een hoger percentage dan 4% als basis voor het indexatiebesluit voor alle pensioenopbouwers. We lichten dat graag nader toe. Voor pensioenopbouwers is de collectieve schaalaanpassing bij Philips (ook wel de looninflatie genoemd) de basis voor de indexatiebesluiten van Philips Pensioenfonds. Dit geldt ook voor de medewerkers van Signify en Versuni. Een bijzonderheid voor 2024 is, dat de schaalaanpassing bij Philips niet voor alle vakgroepen hetzelfde is (de afgesproken percentages zijn 4% en 7%). De collectieve schaalaanpassing van 4% is voor alle pensioenopbouwers de basis voor het indexatiebesluit van april 2024. Dus ook voor diegenen die in een vakgroep zitten waarvan de schalen met 7% zijn verhoogd. 

Het flex pensioen van Philips Pensioenfonds is een collectieve beschikbare premieregeling met een onderliggende middelloonambitie. Vanwege de middelloonambitie is de hoogte van de pensioenuitkering niet alleen afhankelijk van het gemiddelde loon tijdens het werkzame leven, maar ook van de mate waarin tijdens de opbouwfase het opgebouwde pensioen wordt aangepast. Zo houdt het pensioen op langere termijn zijn waarde.

Als u het verevende ouderdomspensioen van uw ex-partner reeds ontvangt of als uw ex-partner niet meer bij Philips of Signify werkt, dan geldt de brief zowel voor het pensioen dat u ontvangt als voor het bijzonder nabestaandenpensioen. Heeft u een polis met bijzonder nabestaandenpensioen en is het verevend ouderdomspensioen nog niet tot uitkering gekomen, omdat uw ex-partner nog bij Philips, Signify of Versuni werkt? Dan heeft de brief alleen betrekking op het bijzonder nabestaandenpensioen. Het opgebouwde (verevend) ouderdomspensioen wordt verhoogd volgens het indexatiebeleid voor pensioenopbouwers. Dat betekent een verhoging per 1 april 2024 van 4,0%. In onderstaand overzicht is weergegeven welke indexatie van toepassing is voor uw pensioen.

  Verevend ouderdomspensioen Bijzonder nabestaandenpensioen
Uw ex-partner is
werkzaam bij Philips of Signify
4,0% 2,4%
Uw ex-partner is niet meer werkzaam bij Philips of Signify of is reeds met pensioen 2,4% 2,4%
Uw ex-partner is overleden n.v.t. 2,4%

 

Wij betalen het pensioen van april 2024 uit op de eerste werkdag van april. Dat betekent dat uw pensioenbetaling inclusief de verhoging van 2,4% wordt overgemaakt op dinsdag 2 april 2024. Kort daarvoor ontvangt u ook de pensioenspecificatie (per post of digitaal via www.philipspensioenfonds.nl/mijnppf). Hierop ziet u het nieuwe brutobedrag en het bedrag dat u netto gaat ontvangen.

Alle pensioenontvangers ontvangen eind april 2024 het jaarlijkse Pensioenoverzicht waarin de verhoging van 2,4% is verwerkt. Dit geldt voor u als u een ouderdoms-, een nabestaanden-, een wezen- of een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt.

Als u nog niet met pensioen bent, ontvangt u jaarlijks het Uniform Pensioenoverzicht dat is gebaseerd op uw pensioensituatie van 1 januari. De verhoging van uw pensioen wordt doorgevoerd per 1 april 2024. Deze verhoging ziet u daarom pas terug op het Uniform Pensioenoverzicht 2025. Dit overzicht ontvangt u medio 2025. De Pensioenplanner in MijnPPF is actueler en geeft vanaf medio april 2024 uw nieuwe pensioensituatie weer.

Per 1 april 2024 wordt uw opgebouwde pensioen verhoogd met 4,0%. Dit is te zien in de Pensioenplanner vanaf medio april 2024. Per 1 april wordt ook jaarlijks uw zogenoemde pensioengrondslag aangepast. Dat is het deel van uw salaris waarover u pensioen opbouwt. Deze aanpassing is vanaf begin mei te zien in de Pensioenplanner. Dus salarisverhogingen tussen 1 april 2023 en 2 april 2024 zijn dan verwerkt in uw pensioengrondslag. Dit heeft invloed op het verwachte pensioen dat u terugziet in de Pensioenplanner.
 

Het Bestuur wil de financiële buffer extra beschermen met het oog op de overgang naar het nieuwe stelsel. In het nieuwe pensioenstelsel gaat pensioen namelijk, meer dan nu, meebewegen met de economie. Een financiële buffer geeft de mogelijkheid om deelnemers te laten starten met een hoger pensioen of om een ‘reserve’ in te richten waarmee tegenvallers in de toekomst opgevangen kunnen worden. In alle gevallen komt de buffer uiteindelijk, direct of indirect, ten goede aan de deelnemers en is het dus in belang van die deelnemers dat de buffer bij de overgang zo hoog mogelijk is. 

Concreet kan de buffer worden gebruikt voor onder andere de volgende doelen:

  • Het aanvullen van de individuele pensioenpotten van deelnemers. Hierdoor krijgen zij een hoger pensioen direct na de overgang. En bij een wat hoger pensioen zijn dalingen van het pensioen makkelijker op te vangen dan bij een wat lager pensioen.
  • De aangesloten ondernemingen en de vakbonden het Fonds hebben gevraagd om een deel van de buffer te gebruiken om een ‘reserve’ in te richten. Deze heeft als doel om dalingen van de pensioenuitkering (zoveel mogelijk) te voorkomen in geval van financiële tegenvallers in de toekomst.
  • Het (deels) compenseren van de pensioenopbouwers die nadeel ondervinden van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. Het Bestuur moet hier nog over besluiten.

Het korte antwoord op deze vraag is: omdat definitieve besluitvorming over de verdeling van de buffer pas kan plaatsvinden nadat besluitvorming over een groot aantal andere zaken heeft plaatsgevonden. Zo moet worden beoordeeld of en op welke wijze het omzetten van de huidige opgebouwde pensioenen naar de nieuwe regeling (‘invaren’ genoemd) evenwichtig kan plaatsvinden. Daarvoor is niet alleen van belang hoe de buffer verdeeld wordt, maar bijvoorbeeld ook of er middelen uit de buffer worden besteed (en zo ja hoeveel) aan een reserve (de zogenoemde ‘solidariteitsreserve’ of ‘risicodelingsreserve’) of aan het financieren van (een deel van) de compensatie voor deelnemers die nadeel ondervinden van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. Voordat finale besluitvorming over invaren kan plaatsvinden, moet daarover ook advies worden ingewonnen bij het Verantwoordingsorgaan.

Philips Pensioenfonds voert een eventuele verhoging van uw pensioen jaarlijks door op 1 april. Philips Pensioenfonds hanteert de datum van 1 april, omdat dat aansluit bij de arbeidsvoorwaardelijke afspraken die binnen de onderneming Philips lopen. Ook de lonen worden bijvoorbeeld per 1 april verhoogd. En de basisgegevens voor pensioenopbouw worden eveneens jaarlijks per 1 april vastgesteld. Het vaste indexatiemoment van 1 april sluit daarop aan.

De verhoging van pensioenontvangers en premievrije polishouders is gebaseerd op het afgeleide prijsindexcijfer van januari tot januari. Dit cijfer is begin maart definitief bekend. Voor pensioenopbouwers is de verhoging gebaseerd op de collectieve schaalaanpassing bij Philips van 2 april van het voorgaande jaar tot en met 1 april van het lopende jaar. Jaarlijks in maart wordt bekendgemaakt met welk percentage de pensioenen per 1 april worden verhoogd. U ontvangt dan van ons een persoonlijke brief met een toelichting op het indexatiebesluit.

Gerelateerde informatie

Is onderstaande informatie voor u misschien ook interessant?

Nieuwsoverzicht

Lees het laatste nieuws, onder andere over de verhoging van uw pensioen door indexatie, op onze nieuwspagina.

Naar nieuws
Financiele positie

Financiële positie

Of verhoging van uw pensioen mogelijk is, is onder andere afhankelijk van de financiële gezondheid van Philips Pensioenfonds. Hoe staat het Fonds er op dit moment voor?

Naar Financiële positie